Eén van de taken van de Jeugdautoriteit is het analyseren en signaleren van ontwikkelingen op het gebied van de jeugdzorg. Door onderzoek naar relevante ontwikkelingen in het stelsel draagt de Jeugdautoriteit bij aan inzicht in knelpunten én oplossingen. Daarom publiceert de Jeugdautoriteit dit jaar voor het eerst de Stand van de jeugdzorg.
Er is wetgeving in voorbereiding (Wet verbetering beschikbaarheid jeugdzorg) waarmee het toezicht op de beschikbaarheid en continuïteit van jeugdzorg ondergebracht zal worden bij de Nederlandse Zorgautoriteit. De Jeugdautoriteit zal daarmee ophouden te bestaan. De taak van de Jeugdautoriteit op het gebied van het analyseren en signaleren zal bij de Nederlandse Zorgautoriteit onderdeel worden van het stelselonderzoek. Momenteel brengt de Nederlandse Zorgautoriteit periodiek een Stand van de zorg uit, waarin onder meer sectorspecifieke ontwikkelingen gesignaleerd worden. Naar verwachting zal in de Stand van de zorg vanaf 2025 ook de jeugdzorg opgenomen worden.
In de Stand van de Jeugdzorg verzamelt en analyseert de Jeugdautoriteit kennis over het functioneren van het jeugdstelsel aan de hand van verschillende thema’s en agendeert aandachtspunten voor de continuïteit van jeugdzorg. In 2023 verscheen al een eerdere editie van de Stand van de Jeugdzorg.
Het steeds toenemende gebruik van de jeugdzorg, vooral veroorzaakt door de toename van ‘lichte’ vormen van jeugdzorg, vormt een bedreiging voor de continuïteit omdat het zorgt voor een steeds grotere druk op het stelsel. De roep, zowel van binnen als van buiten de jeugdzorg, om een beter functionerend stelsel is dan ook groot. Vanuit alle mogelijke invalshoeken worden verbeteringen angedragen, variërend van relatief beperkte aanpassingen tot omvangrijke stelselwijzigingen. Het meest recente voorbeeld hiervan is de Hervormingsagenda
Jeugd 2023-2028 die door het rijk, gemeenten en aanbieders is afgesproken. Opvallend is dat zowel de probleemanalyses als de voorgestelde wijzigingen gebaseerd zijn op ten minste onvolledige gegevens. Cijfers over zowel de gemaakte kosten als over de aantallen jeugdigen die gebruik maken van jeugdzorg zijn met onzekerheden omgeven en het ontbreekt aan eenduidige definities. De effectiviteit van de geboden zorg en de noodzaak tot het leveren van bepaalde vormen van zorg zijn onvoldoende onderbouwd. Dit voedt het wantrouwen in een stelsel waarin samenwerking in het belang van jeugdigen hoe dan ook niet vanzelf gaat. Het denken in termen van markten, kostenbeheersing, onderhandelingen en contracten lijkt dit wantrouwen nog verder aan te wakkeren. Het aanbod creëert de vraag (de productie staat centraal en niet de zorgbehoefte) en de angst voor risico’s (er mag letterlijk niets fout gaan) leidt tot steeds grotere toename van verantwoordingslasten en politieke druk. Doordat het ontbreekt aan één gezamenlijke aanpak (aanbieders en gemeenten willen ieder voor zich het wiel uitvinden), ontstaat een grote versnippering en ontbreekt het aan een collectieve verantwoordelijkheid. Verbeteringen vragen om forse inspanningen van alle betrokken partijen en dan vooral van gemeenten, die verantwoordelijk zijn voor de jeugdzorg, en van aanbieders, die de jeugdzorg uitvoeren. Betere samenwerking tussen gemeenten en aanbieders – en tussen gemeenten onderling en aanbieders onderling – gebaseerd op vertrouwen en professionaliteit en leidend tot uniformiteit, is noodzakelijk. Een beter inzicht in kosten, beschikbaarheid en effectiviteit van geboden zorg is nodig maar als dat niet geboden kán worden (het is geen exacte wetenschap) dan is het voeren van een open gesprek hierover en het aanvaarden dat niet alles bewezen kán worden, het minste dat verwacht mag worden.
Er is veel kennis en er zijn veel instrumenten die kunnen helpen om de jeugdzorg beter te laten functioneren, maar waar nog lang niet altijd gebruik van gemaakt wordt.