Het delen van eenzijdige beslissingen met het kind, voorafgaand aan overleg of overeenstemming tussen de ouders.
De andere ouder buitensluiten door het kind (zonder overleg of overeenstemming met de andere ouder) actief te mandateren dat deze volledig zelf bepaalde keuzes kan maken (bijvoorbeeld keuze voor middelbare school/sportclubs/bedtijd/buitenland-vakanties).
Disproportioneel kind-beschermend gedrag op basis van een niet-gefundeerd standpunt dat het kind alleen veilig is bij deze ouder (en niet bij de andere); het cultiveren van een symbiotische relatie.
Ouderlijke titels (papa/mama) voor nieuwe partners; dat kinderen ouder bij voornaam noemen wordt niet gecorrigeerd.
Meest voorkomend: ‘dwingende controle’ (in het Engels ook wel coercive control, post-separation control en post-separation abuse). Het uit zich in o.m.: Een dringende regiebehoefte, directieve projectie van eigen regels en pestgedrag. Het heeft tot doel om de inter-oudersituatie niet tot rust te laten komen. Steeds opnieuw worden nieuwe strijdterreinen geopend of ze worden steeds fijnmaziger gemaakt.
Het negeren van de ex-partner als persoon, door bijvoorbeeld stiltebehandelingen, communicatiestops, ‘uitvallende’ communicatiemedia of blokkades. Geen normaal antwoord geven op normale vragen. Geen updates tijdens vakanties/verblijf van het kind bij die ouder, of bij ziekte.
Het niet-steunen, dwarsbomen of negeren van positieve acties en voorstellen van de welwillende ouder op inter-ouderniveau of kind-gericht.
Een grote mate van rigiditeit: Flexibiliteit verwachten/flexibel zijn wanneer het de eigen belangen dient, doch geen wederkerigheid betrachten. Ook wel samen te vatten als: Gunsten worden aanvaard, normale verzoeken worden afgewimpeld.
Verbale agressie, stalking, fysiek geweld, valse aangiften en meldingen bij de politie.
Niet-welwillende ouders ontkennen dat er sprake is van een loyaliteitsconflict in het kind omdat het gebrek aan loyaliteit tussen het kind en de andere ouder (vanzelfsprekend) uitsluitend het gevolg is van gedrag van de andere ouder naar het kind. Het eigen aandeel daarin wordt ontkend, zelfs wanneer de oorsprong aantoonbaar niet bij die ouder is.
Het buiten zichzelf plaatsen van oorzaken en oplossingen. Wanneer hulpverlening betrokken is en het kind bijvoorbeeld geen contact heeft met de andere ouder, alle eigen acties afhankelijk stellen van initiatieven van/regie door hulpverlening.
Het aanvoeren van allerlei excuses om het gebrek aan eigenaarschap te verbloemen, bijvoorbeeld het dwarsbomen van vooruitgang onder verwijzing naar ‘het verleden dat ouders onderling hebben’ en (vermeend/onbewezen) negatief gedrag van de andere ouder daarin.
Niet-welwillende ouders vinden een vermindering/beëindiging van de omgang tussen het kind en de andere ouder altijd de beste oplossing. Ze nemen ze geen eigenaarschap voor de omkering en kunnen geen/onvoldoende positief eigenaarschap aantonen in de aanloop.
Het belemmeren van juiste feitenvinding door het onvolledig of onjuist weergeven van feiten en gebeurtenissen zowel ouder-kind als ouder-ouder. We maken soms mee dat er valse documenten worden gecreëerd.
Het aannemen van de slachtofferrol; het steeds blijven verwijzen naar (onbewezen) historische negatieve gebeurtenissen op ex-partnerniveau of ‘angst’ die er zou zijn voor de ex-partner.
Eigen inspanningen en resultaten afhankelijk stellen van ‘wat hulpverlening wil/zegt te moeten doen’, geen/marginaal eigen initiatief of zelfwerkzaamheid tonen.
Professionals – zoals huisarts, school, speltherapeut, kinderpsycholoog, kindbehartiger, politie, jeugdbeschermer, raadsonderzoeker – voorzien van eenzijdige, onjuiste of onvolledige informatie en hen daarmee op het verkeerde been zetten.
Het inzetten van verklaringen of standpunten van professionals in een rechtszaak, veelal zonder dat deze professionals wederhoor hebben gepleegd bij de andere ouder en ook zonder dat ze zelf weten dat hun standpunten daarvoor worden ingezet.
Het besmetten van de sociale omgeving van de andere ouder (bijv. school/sport/wijk/zakelijk) door kwaad spreken of het creëren van twijfel rondom de (goede) intenties, capaciteiten en geschiktheid van die ouder; bijv. contactverboden veinzen, op het schoolplein en in het eigen sociale netwerk kwaadspreken over de andere ouder.
Niet-welwillend gedrag gaat ook door in de rechtszaal. Voorbeelden hiervan zijn het advocaten toestemmen overvaltaktieken in te zetten zoals: Pas op het allerlaatste moment omvangrijk verweer voeren, het kapen van de beeldvorming door het overleggen van een omvangrijke pleitnota vol onbewezen aantijgingen, het ene afhankelijk stellen van het andere (terwijl deze zaken onderling vanuit het perspectief van het kind niet samenhangen) en natuurlijk het standaard (in veel gevallen zinloze) verzoek tot niet-ontvankelijk verklaring, terwijl het wél kennis kunnen nemen door de rechter (en de Raad voor de Kinderbescherming) van de situatie in het belang van het kind is.